Mi MUSA TRISTE
Born in Montevideo, Uruguay,[2] she began writing when she was ten and had her first book of poems published when she was still a teenager.[3]
She wrote for the magazine La Alborada (The Dawn). She formed part of the Generation of 1900, along with Julio Herrera y Reissig, Leopoldo Lugones and Rubén Darío, whom she considered her teacher. Darío compared Agustini to Teresa of Ávila, stating that Agustini was the only woman writer since the saint to express herself as a woman.
She specialized in the topic of female sexuality during a time when the literary world was dominated by men. Agustini's writing style is best classified in the first phase of modernism, with themes based on fantasy and exotic subjects.
Eros, god of love, symbolizes eroticism and is the inspiration to Agustini's poems about carnal pleasures. Eros is the protagonist in many of Agustini's literary works. She even dedicated her third book to him titled Los Cálices Vacíos (Empty Chalices) in 1913, which was acclaimed as her entrance into a new literary movement, "La Vanguardia" (The Vanguard).
DELMIRA AGUSTINI
Mi Musa Triste
Vagos preludios. En la noche espléndida
Su voz de perlas una fuente calla,
Cuelgan las brisas sus celestes pifanos
En el follaje. Las cabezas pardas
De los búhos acechan.
Las flores se abren más, como asombradas.
Los cisnes de marfil tienden los cuellos
En las lagunas pálidas.
* Selene mira del azul. Las frondas
Tiemblan… y todo! hasta el silencio, calla…
Es que ella pasa con su boca triste
Y el gran misterio de sus ojos de ámbar,
A través de la noche, hacia el olvido,
Como una estrella fugitiva y blanca.
Como una destronada reina exótica
De bellos gestos y palabras raras.
Horizontes violados sus ojeras
Dentro sus ojos–dos estrellas de ámbar–
Se abren cansados y húmedos y tristes
Como llagas de luz que quejaran.
Es un dolor que vive y que no espera,
Es una aurora gris que se levanta
Del gran lecho de sombras de la noche,
Cansada ya, sin esplendor, sin ansias
Y sus canciones son como hadas tristes
Alhajadas de lágrimas…
Vage preludes. In de geweldige nacht
Zijn stem van parels een fontein is stil,
De briesjes hangen hun hemelse pifanos
In het gebladerte. De bruine koppen
Van uilen liggen op de loer.
De bloemen gaan wijder open, alsof ze verbaasd zijn.
Ivoren zwanen verzorgen hun nek
In de bleke lagunes.
* Selene kijkt uit het niets. De bladeren
Ze beven ... en alles! tot de stilte, hou je mond ...
Is dat ze passeert met haar droevige mond
En het grote mysterie van haar amberkleurige ogen,
Door de nacht, in de vergetelheid,
Als een witte weggelopen ster.
Als een onttroonde exotische koningin
Van mooie gebaren en vreemde woorden.
Horizons schond zijn donkere kringen
In haar ogen - twee amberkleurige sterren -
Ze openen zich moe, vochtig en verdrietig
Als zweren van licht die klagen.
Het is een pijn die leeft en niet wacht,
Het is een grijze dageraad die opkomt
Van het grote bed van schaduwen van de nacht,
Nu moe, zonder pracht, zonder angst
En hun liedjes zijn als droevige feeën
Sieraden met tranen ...
* Selene is de Godin van de Maan
BRON : fleursdumal.nl tijdschrift
Selene, Hesperos, Phosphoros (In het Louvre te Parijs)
Selene (Oudgrieks: Σελήνη) is een figuur uit de Griekse mythologie. Zij is de maangodin en een zuster van Eos en Helios. Ze wordt vaak vereenzelvigd met Artemis, de eeuwige maagd, omdat de maan volgens de Grieken een vrouwelijk en maagdelijk symbool was. Er zijn weinig mythen waar ze in voorkomt, net als de godin van de regenboog, Iris. Ze staat vooral bekend om haar liefde voor de herder Endymion, die uiteindelijk ook een god werd. Voor zover bekend hebben Selene en Endymion geen kinderen. Volgens andere bronnen daalde Selene elke nieuwe maan af naar de aarde naar Endymion. Uiteindelijk schonk ze hem 50 dochters.